Festivalbeschouwingen
Moraalfilosoof Warre Thevelin schrijft zijn indrukken neer tijdens het Festival van de Gelijkheid.
Tafel 35. Even afwachten of het orde in de chaos zal brengen. Palestijnse falafelwraps worden voor mijn ogen gerold. De ober plukt een pasta pesto van de toog. Een voorzichtige scan van de ruimte, dan een kordate tocht naar mijn tafel. Gearriveerd. “Alstublieft.” “Merci.” Leve het getal!
Natuurlijk is het niet zo simpel. In haar betoog over de macht van het getal blaast politicologe Wytske Versteeg een achttiende-eeuws Pruisisch bos opnieuw leven in. Voor economische doeleinden pogen houtvesters het bos in cijfers te vatten. Het hoeft niet te verbazen dat ze schromelijk falen. Het bos verwordt tot leger: loepzuivere rijen die met een oogopslag te inspecteren zijn. De weerbaarheid verdwijnt, met ironisch genoeg minder winst als resultaat.
Kwantificeren – onlosmakelijk verbonden met bureaucratie – perst de complexe werkelijkheid, desnoods met geweld, in categorieën. Al metend creëren we een nieuwe werkelijkheid, zoals de Pruisen een nieuw bos creëerden. Maar vaak gaat dat ten koste van precies de complexiteit die ons en onze omgeving waarde geeft. Ook in grenzen toont zich de gewelddadige, herscheppende kracht van kwantificering. Een lijn op papier om chaos onder controle te krijgen, die in en uit sluit. Dat klinkt abstract, maar heeft reële gevolgen. De onzichtbare lijn betekent soms het verschil tussen leven en dood.
Daarop richt politicologe Albina Fetahaj onze aandacht met haar concept van grenskolonialisme. Grenzen zijn willekeurig en tegelijk extreem gewelddadig. Grenskolonialisme wijst op de grens als moderne methode om koloniale ongelijkheid voort te zetten. Waar vroeger de kolonie zorgde voor goedkope arbeid en grondstoffen voor het westen, is deze na de officiële dekolonisatie vervangen door het paspoort. Kapitaal mag vrij reizen, maar een groot deel van de wereldbevolking mag niet achter die rijkdom aan. Het paspoort zorgt ervoor dat arbeid en grondstoffen kunstmatig goedkoop blijven.
Het kapitalisme heeft zo’n goedkope arbeidszones nodig om zijn onstilbare honger naar winst te stillen. Een van de vele plaatsen waar dit systeem in reëel geweld uitmondt, is de Turks-Griekse grens. Het geroezemoes van de concertzaal verstomt wanneer ik mijn hoofdtelefoon opzet. Ik luister naar de stream of consciousness van Ant Hampton. Het audioverhaal gaat samen met een bijzonder boek. Mijn blik zweeft van de schuifelende mensen beneden naar de rode bollen op de pagina’s tussen mijn handen. Ze staan voor 1018 evenementen in de Egeïsche Zee: 1018 gewelddadige interventies die telkens opnieuw de dromen van opvarenden aan diggelen slaan. Het Festival creëert ruimte om zo’n enkel evenement te nemen als vertrekpunt om onze wereld radicaal anders te benaderen.
Daarvoor, zegt Wytske Versteeg, hebben we de verkenner nodig: degene bij wie onenigheid leidt tot een zoektocht naar begrip. In tegenstelling tot de soldaat, die onenigheid meteen als vijandschap leest. In een tijd waarin we vaker worden aangespoord soldaat te zijn dan verkenner, zouden alle alarmbellen moeten afgaan. Wat betekent het dat er oproepbrieven voor het leger worden verstuurd, maar niet voor sociaal werkers? Een rake observatie van filosoof Bleri Lleshi.
De maatschappij verwordt tot leger. Letterlijk en figuurlijk. En daarvoor is een vijand essentieel. Het tegengif voor zo’n leger is een ongerept bos. Een plek waar economische doeleinden niet het enige ijkpunt zijn. Waar chaos weerbaarheid schept en uitnodigt elkaar werkelijk te leren kennen. Ook als dat betekent dat we wat langer moeten wachten tot de pasta pesto eindelijk arriveert.
Met hulp van Saar Lermytte